Maak er maar geen praat van.
Beter als je dit leest en weer vergeet! Zo dacht ik eerst dat ik dit verhaal moest beginnen.
Want normaal geef ik op donderdagavond voetbaltraining aan een groep meiden. Maar het is vakantie, het is overdag 25 graden hier op kantoor, in de koelkast ligt wat lekkers en het was de enige dag in de week dat we rond etenstijd met zijn vieren thuis zijn …
De barbecue gaat dadelijk aan. Ik heb het trainen afgelast.
Nou denk ik niet dat iemand van de meiden dat bezwaarlijk vindt. Integendeel zelfs … Maar beter, dacht ik, om er geen praat van te maken. Dat de trainer afzegt omdat hij meent te moeten barbecueën.
Houd er maar over stil dus. Zo wilde ik vandaag mijn verhaal beginnen.
Dat was namelijk een mooi linkje geweest naar het interview dat ik deze ochtend had. Met een man van 88. Voor een verhaal in de krant. Mooie mens, die ik al langer ken. Roept altijd. Praat altijd. En dat doet hij nog steeds. Maar zijn verhalen herhalen zich in een steeds sneller tempo. Zijn hoofd hapert.
Hij komt met een anekdote over zijn zoon.
‘Maar dat moet je niet opschrijven hè’, zegt hij, terwijl hij met zijn vinger wijst.
Oftewel: maak er maar geen praat van.
‘Nee, doe ik niet.’
En hij gaat door met zijn verhaal.
In een uur tijd komt dezelfde anekdote drie keer voorbij. En elke keer wel dezelfde ‘waarschuwing’ naar mij toe, gepaard met een lach. ‘Maar dat moet je niet opschrijven hè!’
Ik spreek hem in de grote zaal van het verzorgingshuis. Op zijn kamer heeft hij nog foto’s die hij me wil laten zien. Of ik even met hem mee loop? Natuurlijk.
‘Gisteren was het precies vijf maanden geleden dat mijn vrouw is overleden’, vertelt hij. En hij mijmert even weg.
‘Maar we hebben er allebei geen traan om gelaten …’
Ze had nog geopereerd kunnen worden, vertelt hij me. Maar dan zou ze een zwaar traject zijn in gegaan, met een lange, zware nasleep ook. ‘Dat wil ik niet’, had ze gezegd. En dus koos ze er min of meer voor om te sterven.
Of klinkt dat te nuchter, vraagt hij me?
‘Nee’, zeg ik. ‘Ik vind dat mooi.’
En dat meen ik. Want als je jong bent, hoop je dat lijden jou bespaard zal blijven. Dan is het knap als je er nog steeds zo in staat, als het einde daadwerkelijk dichterbij komt. Dat je je zegeningen telt en vervolgens durft los te laten. Ik vind dat mooi.
Het verhaal voor de krant heb ik klaar. Zonder de anekdote, uiteraard.
En dit verhaal hier ontspon zich vervolgens in mijn hoofd, met het linkje tussen de 88-jarige en mij als trainer. Dat we allebei min of meer hetzelfde uitspraken: houd het maar onder de pet.
En dan kom ik zojuist een man tegen die ik zes jaar geleden heb getrouwd. Hij is zelfstandige. Woont in een van de dorpen hier vlakbij. Traint op donderdag altijd de meiden. ‘Maar’, zegt hij, en het is bijna ongeloofwaardig, ik weet, en toch is het echt zo gebeurd …
‘Maar … ik heb de training afgelast. Het is vakantie, mooi weer, de barbecue gaat aan!’
Ik denk dat ik dadelijk een foto van mijn barbecue op de app zet van het team -)
Geef een reactie